Wat heeft een positieve invloed op de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp? Uit onderzoek dat is uitgevoerd door de Hogeschool Windesheim (Lectoraat Jeugd), PricoH en de Rijksuniversiteit Groningen, blijkt dat er zes aandachtspunten zijn.
In Nederland is er veel aandacht voor de samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp, leraren en jeugdhulpverleners. Maar er is nog weinig onderzoek uitgevoerd naar de ervaring en perceptie van deze samenwerking op het niveau van de schoolklas. De Hogeschool Windesheim (Lectoraat Jeugd), PricoH en de Rijksuniversiteit Groningen, onderzochten welke factoren de samenwerking beïnvloeden en werkzaam zijn in de klas. Er zijn 17 interviews afgenomen met ouders waarvan het kind een vorm van hulpverlening krijgt. Na deze interviews zijn ook de hulpverlener, leraar en in sommige gevallen de leerling geïnterviewd. Ten slotte zijn ook leerlingdossiers geanalyseerd.
Aandachtspunten samenwerking onderwijs-jeugdhulp
Op basis van de analyse beschrijven de onderzoekers zes aandachtspunten voor de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp:
- De leraar ervaart ‘contact’ met de hulpverlener: het is mogelijk om ervaringen en vragen uit te wisselen en elkaar aan te spreken op de manier waarop eventuele hulp aan het kind kan worden verleend.
- Ouders ervaren dat er goede afstemming is tussen onderwijs en jeugdhulp, en leerkrachten voelen zich serieus genomen door de hulpverlener.
- Er zijn afspraken over het moment dat de beoogde doelen zijn behaald (welk gedrag laten we dan zien) en over rol van tijd (de tijd om doelen te behalen en de interventies te kunnen uitvoeren).
- De doelen van de hulpverlening laten resultaat zien in de school- en klassencontext. Daarnaast is er overeenstemming tussen de leraar en hulpverlener dat niet alles opgelost wordt door een interventie. Het is duidelijk dat in veel gevallen aandacht en betrokkenheid nodig blijft (ook na inzet van de hulpverlener).
- Voor zowel de leraar als hulpverlener is duidelijk ‘wie wat doet en waarom’. Het doel van de observaties van kinderen is afgestemd, de reden waarom zij even buiten de klas hulp krijgen is overlegd en in geslaagde samenwerking valt op dat wederzijdse feedback ontstaat.
- Hulpverleners bespreken de problemen die zij ervaren in hun samenwerking met leraren en ouders, en spreken ze er ook op aan. Op die manier blijven de hulpverleners meerzijdig partijdig.
Meer informatie via de website van het NRO