Vakbonden AOb, CNV Onderwijs, PO in Actie, FvOv en FNV Overheid, schoolleidersvereniging AVS en werkgeversorganisatie PO-Raad blijven van mening dat het door Rutte-3 beschikbaar gestelde geld niet toereikend is: in plaats van 270 miljoen euro aan extra salarisruimte moet er jaarlijks 900 miljoen euro bij om de loonkloof met het voortgezet onderwijs te dichten. Voor bestrijding van de werkdruk voor leraren en ondersteuners is zo snel mogelijk 500 miljoen euro nodig in plaats van 430 miljoen euro aan het eind van de kabinetsperiode.
In tegenstelling tot het kabinet wil de sector wel zijn verantwoordelijkheid nemen en het geld dat nu beschikbaar is zo goed mogelijk inzetten. Partijen zijn daarom begonnen met cao-overleg.
Bovendien zit de sector te springen om een beter beheersbare werkdruk. Het primair onderwijs heeft het hoogste percentage burn-outklachten: 1 op de 4 leraren heeft last van burn-outklachten. We willen daar graag van af. Dat lukt niet met de extra tien miljoen euro die het kabinet voor 2018 heeft gereserveerd met dit doel: de sociale partners blijven ook tijdens de onderhandelingen proberen de budgetruimte die voor 2021 beschikbaar is naar voren te halen. Plannen voor de inzet van het extra geld liggen klaar.
De problemen in het primair onderwijs zijn groot en dreigen groter te worden. Aan het eind van deze kabinetsperiode wordt het lerarentekort in de sector door het ministerie van OCW geraamd op meer dan 4000 voltijdsbanen. Voor 2027 wordt gerekend met een tekort van 11.000. Om te zorgen dat de aanwas op de pabo’s toeneemt, volstaat 270 miljoen euro niet. Dat bedrag brengt leraren in het primair onderwijs niet op hetzelfde salarisniveau als het voortgezet onderwijs.
Om een idee te geven hoe het wel zou moeten, proberen de werkgevers en de vakbonden ook tot een optionele cao te komen waarin het gewenste extra budget van 1,4 miljard euro is verwerkt.